Wij vertrouwen ons voorstellingsvermogen aan hem toe
Engelen en demonen kunnen ons geestelijk leven danig beïnvloeden door onze voorstelling en fantasie. In zijn geestelijke oefeningen toont ons de H. Ignatius hoe het heilig gebruik van ons voorstellingsvermogen ons begrip en onze waardering van de Heilige Schrift kan verbeteren. Als we bijv. een verhaal lezen, vormen we automatisch een beeld hiervan in onze fantasie. Ignatius bouwt voort op dit natuurlijk vermogen in zijn onderrichtingen over de meditatie.
Wij plaatsen ons zelf, bijv. met Jezus samen in een bepaalde scene van het Evangelie. We zien als het ware door onze fantasie de synagogen, dorpen en steden waar Jezus preekte. We zien Jezus: we zien wat Hij doet, we horen wat Hij zegt. Kortom, wij vullen ons voorstellingsvermogen met beelden van Jezus. We proberen dan om ons leven gelijkvormig te maken met Zijn leven, onze gedachten met Zijn leer en onze wil met Gods wil.
De meditatie zet de gedachte, de verbeelding, de emotie en het verlangen aan het werk. Deze activering is noodzakelijk om de geloofsovertuiging te verdiepen, de bekering van het hart op te wekken en de wil om Christus te volgen te versterken. CKK 2708
Paus Johannes Paulus II, zegt in een traktaat over de gevallen engelen:
Het handelen van de Satan bestaat vooral hierin, de mensen tot het kwaad te verleiden, doordat hij hun voorstellingsvermogen en hun hogere vermogens beïnvloedt om ze af te leiden in de richting, die tegengesteld is aan de wet van GOD.
De reden waarom juist de fantasie een speciaal doel is voor de aanvallen van de vijand is het feit dat het gemakkelijker voor de duivel is om onze fantasie te bewegen, dan ons verstand. Dit geldt bijzonder voor diegenen die gewoonlijk in zonde leven of die niet serieus gewild zijn om God te dienen.
De vijand probeert om deze zielen af te leiden of te bekoren door nutteloze of schadelijke beelden in het geheugen of in de fantasie op te roepen. Deze beïnvloeden dan hun denken en neigen hun wil in de richting die hem past.
Door aan deze suggesties toe te geven, kunnen gebed, Gods geboden en het streven naar deugden gemakkelijk opgegeven worden.
Terwijl de vijand – in het geval van hen die in zonde leven – zijn aanvallen richt op het voorstellingsvermogen en de zintuigen, moet de goede Engel noodzakelijk zijn vermaningen en ingevingen richten op het verstand en het geweten. Hij schrikt de zondaar af van zijn slechte gewoontes door strenge waarschuwingen over zonde, oordeel en straf.
De goede Engel wil hen helpen om te onderscheiden en te weten wat het goede is dat zij zouden moeten doen en het kwade wat ze moeten vermijden. Dat ze hun voorstellingsvermogen moeten disciplineren en hun begeertes onder de leiding van het verstand moeten ordenen.
Het is heel belangrijk dat wij deze inspiraties en vermaningen ook opvolgen.
We moeten ons dus inspannen om onze verbeelding onder controle te houden. Als we ernaar streven om de zonde te mijden en vooruit te gaan van goed tot beter, dan zal de invloed van de beschermengel steeds sterker worden. Hij zal ons niet enkel helpen om de negatieve invloed van nutteloze en schadelijke beelden op onze verbeelding te beperken, maar hij zal ons ook helpen om het voorstellingsvermogen op een heilige manier te gebruiken. Dat zal voor ons geestelijk leven van groot nut zijn.
Voor hen die zich inspannen om zelfdiscipline en geestelijke groei, ontvangt de Engel bijzondere macht om de verbeelding te beschermen tegen de suggesties van de boze vijand wanneer wij moe of ziek zijn, en dus meer kwetsbaar.