Geluk (3)
Juist omdat vanaf alle eeuwigheid God ernaar verlangde om aan alle intelligente schepselen een werkelijke, Goddelijke beloning te geven, werd er geëist dat de Engelen een handeling zouden verrichten die ze niet volledig begrepen, maar waarvan ze wisten dat deze goed zou zijn, omdat God hen openbaarde dat het goed was.
Als zij allen deze daad verricht zouden hebben, zouden ze binnengegaan zijn in een bovennatuurlijk geluk, ze zouden hebben deelgenomen aan Gods eigen geluk door de Zalige Aanschouwing binnen te gaan. Dit is het geluk waar alle Engelen en mensen toe geroepen zijn.
Helaas rebelleerden Lucifer en zijn metgezellen, ze weigerden zich aan God te onderwerpen, daardoor werden ze verstoken van Gods aanschijn ; ze werden uit de hemel geworpen. Ze verloren niet alleen hun natuurlijk geluk maar ook het “begin” van Goddelijk geluk, wat hun deel was door de heiligmakende genade. Ze lijden nu en zullen voor altijd in de hel lijden.
Dank zij God, jouw Engelbewaarder en de mijne onderwierpen hun wil aan de wil van God en verheugen zich nu in de aanschouwing van God. Zij hebben deel aan het geluk van de Heilige Drievuldigheid.
De woorden die we gebruiken zijn zo zwak! Het woord “geluk” verwijst normaal gesproken naar een menselijke vervulling. Daarom gebruikt de heilige Schrift het woord ‘gelukzaligheid’ om de werkelijke toestand van allen in de hemel aan te duiden, of dat nu Engelen of mensen zijn.
Het woord “gelukzaligheid” verwijst naar het geluk dat een aandeel is in Gods eigen geluk; het verwijst naar het bovennatuurlijke, bovenmenselijke of boven-engelachtige geluk. Het verwijst naar een vorm van geluk die niet door puur menselijke inspanningen kan worden verkregen. Door vrijwillig samen te werken met Gods genade kunnen we de gelukzaligheid bereiken.