De beproeving van de Engelen (4)
Wat was nu deze bovennatuurlijke daad die van de Engelen werd gevraagd? Wat verlangde God van de Engelen zodat ze op de een of andere manier zouden verdienen de Zalige Aanschouwing binnen te gaan? Als we de Apocalyps van St. John lezen, lijken we het antwoord te krijgen. Laten we daarom een zeer bekende passage bekijken en proberen een van de verborgen betekenissen te ontdekken:
“En er verscheen een groot teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood. Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote, vuurrode draak. Hij had zeven koppen en tien horens, en op elke kop een diadeem. En zijn staart vaagde een derde deel van de sterren des hemels weg en wierp ze op de aarde. En de draak stond vóór de vrouw die zou baren, om zodra zij gebaard had, haar kind te verslinden. En zij baarde een kind, een zoon, die alle volken zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd ijlings weggevoerd naar God en zijn troon. En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft van Godswege bereid, om daar gespijzigd te worden twaalfhonderdenzestig dagen. Apokalyps 12, 1 v.v
Toen brak er in de hemel een oorlog uit. Michaël en zijn Engelen moesten oorlogen tegen de draak. Ook de draak streed en zijn engelen. Maar zij hielden geen stand en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die Duivel en Satan heet, die de hele wereld verleidt; neergeworpen werd hij op de aarde en zijn engelen met hem.
Ten eerste valt op dat er gezegd wordt, nadat St. Michael en zijn Engelen de draak en zijn engelen overwonnen heeft “hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden”. De tekst verwijst hier naar de val van de engelen; het verwijst naar de beproeving waarna de opstandige engelen veroordeeld werden tot een eeuwige straf. Na de beproeving en de val, waren Satan en zijn volgelingen definitief beroofd van al het ware geluk.
Ten tweede valt het ons op, dat de duivel tegen de vrouw en het kind was, het “mannelijke kind”, “die alle volken zal weiden me een ijzeren staf”. De “vrouw” wordt traditioneel gezien als een symbool van de kerk. Het “kind” is zonder twijfel Christus: het Woord dat vlees werd, de Zoon van God die mens zou worden.
De “vrouw” vertegenwoordigt echter ook de Heilige Maagd Maria. Hier zien we dat wat de tegenstand van de duivel provoceerde, de Menswording van God en de gevolgen ervan voor hem waren. We zouden kunnen zeggen dat God hem de Menswording liet zien en hij leidde de consequenties af.