Onder Engelenvleugels (4)
Antonia wijdt zich onherroepelijk toe aan de Goddelijke Bruidegom door op 24 februari 1933 de eeuwige geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af te leggen. Met volledige toewijding en een geest van opoffering hervatte ze haar activiteit als onderwijzeres aan het Sint-Jozefscollege in Sint-Leopoldus. Ze begreep haar leerlingen op bewonderenswaardige wijze, en zij omringden de vriendelijke onderwijzeres op hun beurt met liefdevolle verering.
De Heer stelde haar al snel op de proef. Mystieke, onuitsprekelijk pijnlijke lijden kwelden onbarmhartig haar lichaam en haar ziel. Het was alsof ze de zonden van de hele wereld te dragen kreeg.
Ze is een echte offerziel geworden. Ze offerde al dit lijden op als eerherstel voor de vervolging van de Heilige Kerk of als genoegdoening voor de beledigingen van Jezus in het Heilig Sacrament. Ze verlangde ernaar om op deze manier bij te dragen aan de heiliging van priesters en religieuzen. Ze moest een bittere strijd voeren met de verleider: Satan.
Hij probeerde haar te dwingen om te zeggen: “Ik wil niet meer lijden”. Maar met haar steeds weer herhaalde schietgebed: “Mijn Jezus, ik hou nog steeds van U” ontwapende ze haar woedende tegenstander steeds weer opnieuw.
Tegen het einde van 1938 werd ze ernstig ziek. Op 25 april 1939 mocht ze haar heldhaftige leven van boetedoening en moedig lijden voltooien. Haar liefde voor de Gekruisigde gaf haar de kracht om haar missie als offerziel grootmoedig te vervullen.
De volgende dag werd ze begraven op de begraafplaats van de Franciscanen van St. Leopold. Studenten gooiden bloemen op de sarcofaag; hun brieven met verzoeken en aanbevelingen om gebed en voorspraak, werden naast haar lichaam gelegd.