Het mysterie van het lijden
Men heeft het lijden tot een “probleem” gemaakt, waarvan men de oplossing
niet kent. Nee, het lijden is geen probleem maar een mysterie; een
geheim van God, dat wij in geloof moeten benaderen en dat zijn oplossing
vindt in Jezus Christus. Hij moest lijden om dat Hij ons de Verlossing
bracht.
Verlossen, dat is ons vrijmaken van de zonde.
De zonde doet de mens vallen in de afgrond. God zag de mens in zijn zondetoestand en
tegelijkertijd was de mens in een toestand van lijden en dood, want deze
zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden.
God zag de mens. En Christus is de mens nagegaan tot in de diepte van
zijn ellende. Hij heeft de mens gered op een wijze die Goddelijk is;
Jezus heeft zich omkleed met de natuur van de mens. Hij heeft de zondige
natuur aangenomen. Hij is zelf tot zonde geworden.
Hij, die de zonde niet kende, is voor ons tot zonde geworden om ons te maken tot kinderen Gods.
Dat is de liefdedaad van Jezus, dat Hij neergedaald is in de afgrond van onze ellende en dat Hij onze zonde droeg.
Maar omdat Hij de zonde op zich heeft genomen, moest Hij ook lijden en de dood
op zich nemen, want lijden en dood zijn onafscheidelijk met de zonde verbonden.
Moest de Christus dit alles niet lijden….
Misschien had God het ook anders kunnen doen. Ik weet alleen, dat God mens is geworden en ons vlees
heeft aangenomen en met de zonde, ook het lijden. Jezus is niet een geneesheer geweest, die van
buitenaf de kwaal bestudeert en dan een diagnose stelt. Nee, Hij is de arts geweest,
die het gif opnam om het in eigen lichaam te maken tot tegengif.
Als wij nadenken over de Verlossing, is alles zo Goddelijk groot.
Dit is nu het antwoord op het lijden: Jezus heeft ons van de zonden verlost
en omdat Hij de zonden aannam, moest Hij ook het lijden aannemen
en de dood. Nu begrijpen wij ook, waarom Jezus zeggen kan: “Moest de
Christus dit alles niet lijden, en zo Zijn heerlijkheid binnengaan?”
Het was noodzakelijk.
Offer
De volgelingen van Christus moeten niet alleen leren nederig te zijn en
tot liefdediensten bereid, doch zij moeten ingaan tot de medevoltrekking
van dit mysterie. Ieder die christelijk leeft komt aan het punt, waar
hem deze eis gesteld wordt, en waar hij bereid moet zijn tot het offer, tot datgene
wat voor de wereld dwaas, voor het gevoel ondraaglijk, voor het verstand zinloos, voor de wil ergerlijk is.
Wat het ook zij: leed, schande, eenzaamheid, dat we niet krijgen wat we wensen, of ons werk ineenstort…
Op deze ogenblikken wordt beslist over ons christelijk staan: kunt u meegaan, wilt u, aanvaardt u de uitnodiging?
Velen worden bitter, velen worden hard, velen vallen af. En toch zijn die ogenblikken de hardste en de schoonste van ons leven.