Gerontius (4)
Newman presenteert ons hier een hele brok theologie.
Allereerst looft de Engel Gods wonderbaarlijke schepping!
Wij kunnen hierbij denken aan het “Sanctus”, ontleend aan Jesaja 6, waar de Serafijnen God loven en prijzen, en erkennen: “Hemel en aarde zijn vervuld van Uw heerlijkheid…”
Wij herkennen Gods heerlijkheid aan Zijn wonderbare schepping. Nu neemt de mens in deze schepping een heel bijzondere plaats in. Allereerst vanwege zijn unieke samenstelling uit geest en vlees. Elders lezen wij in het gedicht:
“Na ons ( = de Engelen) schiep Hij de jongste zoon
( d.w.z. de mens. De Engel is de “oudste zoon” )
een wonder onvolprezen,
uit geest geboren en uit vlees,
een aards en hemels wezen”.