St. Rafael (1)
Ik ben Rafaël, een van de zeven Heilige Engelen die de gebeden van de heiligen opdragen en toegang hebben tot voor de heerlijke troon van de Heilige.’ (Tb 12,14).
Inleiding
Rafaël komt van het Hebreeuwse Rēphā´̉ēl ‘God geneest’ of ‘Gods medicijn’. De naam eindigt met het woord ‘El’, wat ‘God’ betekent. God is ingeschreven in hun namen, in hun natuur. Hun ware aard is het bestaan in de zalige aanschouwing van God.
Dat een Engel bij zijn naam bekend is, geeft aan dat hij als individueel wezen en met de betekenis van zijn naam deelneemt aan de heilsgeschiedenis. Aan de drie Aartsengelen zijn, zo verklaarde Gregorius de Grote,
“bijzondere namen gegeven, zodat ook uit de wijze van noemen blijkt wat voor ambt hun is toevertrouwd. …Als ze bij ons komen voor een of andere missie, nemen ze ook hun naam aan van het ambt dat ze uitoefenen”.
Daarin staat dat “de aartsengel Rafaël de taak heeft om, reeds door zijn naam, aan lichamelijk en geestelijk zieke mensen bekend te maken dat God geneest”.
Wat de bijzondere namen van engelen betreft, schreef het Tweede Concilie te Rome in 745 voor dat alleen de namen van bijbelse oorsprong, Michaël, Gabriël en Rafaël, rechtmatig kunnen worden aangeroepen.
Het Directorium voor Volksvroomheid en Liturgie herinnert eraan dat “de gewoonte om Engelen bepaalde namen te geven, behalve Michael, Gabriel en Raphael, die in de Schrift voorkomen, ook moet worden afgewezen”.