De dertiende gast

Gregorius was de enige zoon van een Romeinse senator en erfgenaam van een heel groot bezit op de Caeliusberg bij Rome. Toen zijn vader stierf in 575, veranderde hij zijn huis op de Caelius in een benediktijner klooster. Hierin trok hij zich terug om als een eenvoudige monnik te leven.
Hij had als gewoonte om ieder dag twaalf arme mensen uit de stad bij zich op te nemen en eten te geven. Hij bediende hen persoonlijk in zijn eetkamer aan een grote, stenen tafel.
Op een middag bemerkt Gregorius dat er dit keer 13 gasten waren in plaats van 12. Omdat hij deze arme niet wilde buitensluiten, maar ook aan hem een aalmoes wilde geven, laat hij hem binnenkomen met de anderen. Hij laat hen plaats nemen en gaat naar de keuken om te zien, hoe hij ook nog deze nieuwe gast te eten zou kunnen geven.
Toen hij echter terugkeerde, ontdeed de dertiende bedelaar zich van zijn lompen en ook van zijn armzalige verschijning en toonde zich in zijn grote heerlijkheid: Hij was een Engel!
Het is dus niet verwonderlijk dat Gregorius, nadat hij Paus werd, zich met veel zorg wijdde aan de vragen over de leer over de Engelen.
De tafel uit zijn eetzaal, bestaat nog steeds; hij bevindt zich in de St. Barbara-kapel te Rome, waar ook deze Engelverschijning in een fresco te zien is.