“Doornen en kruis”
Gods wereld zal nooit ophouden ons te verbazen. Zijn scheppend leven kent geen grenzen en vindt zijn vreugde in de ontplooiing van zijn kracht. De Engelen komen uit het hart van God, uit de schoot van de oneindige liefde; zij werpen op ons een uitstraling van hun schoonheid, hun kracht en hun welwillendheid.
De Engelen maken deel uit van de verschillende fasen van de schepping. Zij zijn een geestelijke afspiegeling van het Goddelijk Wezen; zij bevolken het onzichtbare opdat het kan getuigen van de heerlijkheid van God. Zij zijn er, de Engelen, en zij doen onvoorstelbare werelden weerklinken….
In de ochtend van deze twintigste eeuw, die veronderstelt het universum veroverd te hebben, presenteert God ons de arme, eenvoudige, onopvallende Gemma Galgani, maar die ondergedompeld is in de wereld van het onzichtbare, in de wereld bezield door de Goddelijke Liefde.
Voor ons, kleingelovigen, herinnert de jonge mystica aan de plaats die de Goddelijke Voorzienigheid aan de Engelen heeft toegewezen en die de Engelbewaarder in elk menselijk en geestelijk avontuur inneemt.
In haar autobiografie spreekt Gemma vanaf haar vroegste jeugd over de Engel, die zij vol vertrouwen aanroept. Zij spreekt haar verbazing uit over zijn zichtbare verschijning bij een onbeduidend voorval:
“Ik herinner mij heel goed dat ik eens een gouden horloge en ketting had gekregen; en praalziek als ik ben, had ik niet gemerkt dat ik die droeg toen ik uitging. In die tijd was ik dol op mijn mooie kleren. Toen ik terug was, thuis, begon ik me om te kleden, op dat moment zag ik een Engel – nu weet ik dat het mijn Engelbewaarder was. Met grote ernst zei hij me: “vergeet niet dat kostbare voorwerpen die de bruid van een gekruisigde koning sieren alleen doornen en het kruis mogen zijn…”.