Onreine lippen
“Jesaja zei: Wee mij! Ik ben verloren! Ik ben een mens met onreine lippen, ik woon onder een volk met onreine lippen.
En ik heb met eigen ogen de Koning van de machten gezien!
Maar een van de Serafs vloog op mij toe met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar had genomen. Hij raakte er mijn mond mee aan en sprak:
Zie, nu zij uw lippen heeft aangeraakt,is uw zonde verdwenen, en uw schuld bedekt.” Jes 6,4-7
Gods Heiligheid openbaart onze zondigheid!
Jesaja is zich nu diep ervan bewust hoe on-heilig hijzelf is: hij beschouwt zichzelf onwaardig, onrein. Ja, hij spreekt van “onreine lippen”. Hoe moet je dat begrijpen?
De profeet realiseert zich dat hij niet beantwoord aan zijn opdracht om God te prijzen, te danken, te aanbidden, zoals de H. Serafijnen dit doen! Ook de mens, en niet alleen de profeet, lijkt blind te zijn voor de aanwezigheid van de Heer, die zo dicht bij hem is. Hoeveel zondigen wij door onze woorden!
En zelfs als we bidden: is het niet vaak een lippendienst terwijl ons hart mijlenver weg is?! Zoals de Heer zegt door de profeet Jesaja: “Dit volk eert mij met de lippen maar hun hart is ver van Mij!”
De Engel is een middelaar tussen God en de mensen. Hij neemt een gloeiende kool van het altaar: dit is door de kerkvaders uitgelegd als een symbool van Christus Zelf, want Hij was geheel vervuld van het vuur van de H. Geest.
Een gloeiende kool r e i n i g t door het vuur en v e r l i c h t. Beide uitwerkingen zijn in Jezus te zien, die van Zichzelf zei: Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!