De natuurlijke kennis van de Engel

De natuurlijke kennis van de Engel

De menselijke geest wordt vermoeid en afgemat; hij heeft rust nodig, terwijl de geest van de Engel onvermoeibaar is omdat hij niet onderhevig is aan het zware van de materie.

De menselijke geest is eigenzinnig en wispelturig, die van de Engel is niet in staat ook maar het geringste te vergeten: wat hij weet, weet hij zeker en volmaakt. Zijn kennis neemt ook voortdurend toe; hij heeft een eeuwige dorst naar kennis en een dorst om te leren.

Zijn geest is onvatbaar voor afleidingen; hij houdt zich alleen bezig met wat hem op dat moment bezighoudt, maar zonder zich van God af te keren: hij gaat volledig op in de contemplatie van God.

Toch was deze natuurlijke kennis onbeduidend in vergelijking met de kennis die God voor hen achterhield tot de tijd dat ze zouden bewijzen dat ze die waardig waren.

Want dan leerden ze alles kennen, niet door zichzelf, maar door te delen in Gods eigen kennis en door in God te zijn.

Voor hen was dit als het overgaan van de nacht in de dag. Daarom noemt de theologie de natuurlijke kennis van de Engelen vespertina (“avond”) en de kennis die ze rechtstreeks van God ontvangen matutina (“ochtend”).

De natuurlijke kennis kon alleen een beeld van de Godheid waarnemen, terwijl de van God ontvangen kennis het eeuwige van-aanschijn-tot-aanschijn is.