Aanbidding (1)
Aanbidding is het antwoord van het schepsel op de heiligheid van God. De Heilige Engelen staan voortdurend voor de troon van God in vreugdevolle lofprijzing, aanbidding en dank. “En zij roepen zonder rusten dag en nacht: “Heilig, heilig, heilig, Heer, God, Albeheerser, die was en die is en die komt”! (Openb. 4,8).
Ieder van ons weet dat in het werk van de Engelen de aanbidding op de eerste plaats komt. Het is het eerste wat de Engel ons leerde en krachtig van ons eiste. God moet voor ons alles en iedereen zijn, het centrum van ons leven, van ons denken en handelen, het doel van onze verlangens en plannen, het richtsnoer voor al onze beslissingen. Maar het is niet alleen belangrijk dat we stevig en standvastig weten dat “God is”, we moeten Hem ook boven alles liefhebben, meer dan onszelf en al het andere.
Omdat zij een veel grotere kennis hebben van de majesteit, transcendentie en heiligheid van God, is het eerste wat de Engelen ons willen voorhouden de kennis van deze grootheid en soevereiniteit van God, en dus een overeenkomstige Vrees voor de Heer, geen vrees in de zin van schrik, maar in de zin van diep ontzag, eerbied, onderwerping (gehoorzaamheid) en liefde!
Verder kunnen de Engelen ons een liefdevolle eerbied bemiddelen voor alles wat van God is: voor de heiligen, de Heilige Kerk, de priesters en de religieuzen, maar ook voor de armen, de zieken en de lijdenden. Jezus en zijn heilige Moeder in de stal van Bethlehem zijn voor ons een teken van Gods grote liefde voor de armen. Bedenk dat onder de eersten die de Heer aanbaden op de oproep van de Engelen, de arme herders van de velden waren.
De Heilige Engelen kunnen onze ogen openen voor de aanwezigheid van Christus in de armen om ons heen, in allen die lijden, zodat we hen met liefde en respect kunnen behandelen. Zo leren we met de hulp van de Heilige Engelen, door hun licht en leiding, God te aanbidden en te prijzen in woord en daad, in onze eredienst, vooral in de heilige Mis en in de eucharistische aanbidding, maar ook door ons leven zelf.