De drievoudige doorboring van de Heer
De doornenkroning is de eerste doorboring van het
Lichaam van de Heer.
“Ook vlochten ze een kroon van doorntakken, zetten die op Zijn hoofd en gaven Hem een rietstok in de rechterhand. Dan vielen ze voor Hem op de knieën en bespotten Hem met de woorden: “Gegroet, Koning der Joden!” Ze bespuwden Hem, pakten de rietstok en sloegen Hem op het hoofd”. Mt 27,29-30
Deze marteling was bijzonder voor Jezus bedacht. De belangrijkste aanklacht die men bij de landvoogd Pilatus indiende was immers dat Jezus een rebel was, het gezag van de Romeinen verwierp, het volk ophitste en zich voor koning uitgaf.
Maar Jezus’Rijk is niet van deze wereld. Toch zal aan het kruis deze aanklacht de reden als reden van het vonnis te lezen zijn: INRI “Jezus van Nazareth, Koning der Joden”.
De soldaten drijven de spot met Jezus, maken van Hem een spotkoning en hebben krachtens een duivelse ingeving meteen ook de koninklijke waardigheidstekenen bij de hand, mantel, kroon en scepter: de purperen soldatenmantel, de doornenkroon en de rietstok. Daarmee ensceneren ze de komedie van hun koningshuldiging, maar alles in schijn… O Hoofd vol bloed en wonden, zo smartelijk gekroond!
De kruisiging is de tweede doorboring van de Heer.
Alle vier Evangelisten beperken zich tot de nuchtere mededeling, dat na aankomst op golgotha “zij Hem kruisigden”.
Handen en voeten worden doorboord: de handen met elk een nagel, de voeten – zoals de christelijke kunst het doorgaans ziet – op elkaar gelegd met één nagel.
Letterlijk vastgeklonken aan het kruishout wordt Jezus formeel één met de Wil van de Vader, die, zoals ook vaak in ons leven, de vorm van het kruis aangenomen had.
De kwaal der kruisiging wordt gevoeld in alle vier ledematen: de Heer hangt aan Zijn wonden en strekt Zijn handen naar allen uit. Aller last heeft Hij op Zich genomen:
“Komt allen tot Mij die belast en beladen zijt, en IK zal u verkwikken!”
De derde doorboring betreft het Heilig Hart van Jezus.
“Toen ze bij Jezus kwamen en zagen dat Hij reeds gestorven was, braken zij Hem de benen niet, maar een van de soldaten doorstak met een lans Zijn zijde, en terstond vloeiden er bloed en water uit”. Johannes 19,34
De doornen waren diep in het hoofd van de Heer gedrongen, de nagels hadden de ledematen van handen en voeten zelfs geheel doorboord. De speer echter verdwijnt nog dieper, niet in de ledematen, maar in het eigenlijke lichaam zelf en baant zich de weg tot de verborgen bron van bloed en water, het Hart van de Heer!
Evenmin als de doornenkroning behoorde de lijkschennis tot het ritueel van de terechtstelling van ter dood veroordeelden.