Het vierde woord
Omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem uit: “Eli, Eli, lema sabaktani?” dat wil zeggen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”
De duisternis verspreidde zich over de aarde terwijl Jezus aan het kruis hing.
Het was een mysterieuze duisternis. Dieper en mysterieuzer was de duisternis in de ziel van de Gekruisigde.
Omdat hij God was, kon Hij niet echt in de steek gelaten worden door God.
Maar de eenzame menselijke natuur op het kruis voelde een volledige verlatenheid.
Er is geen diepte van het lijden, lichamelijk of geestelijk, dat Jezus niet heeft ondergaan. Hij nam de last van de zonde op zich; door dat te doen nam Hij ook alle pijn op zich die het gevolg is van de zonde.
Niemand kan ooit zeggen: “Ja, Christus heeft inderdaad geleden, maar Hij was God; Hij had altijd een sterke innerlijke steun, niet zoals ik, die het gevoel heb afgesneden te zijn van Goddelijke hulp.”
Geen enkele mens voelde zich ooit meer afgesneden en verlaten dan de Man van Goede Vrijdag.
Daarom weerklinken die woorden die zo vreemd lijken voor zijn lippen, als een grote en klagende kreet.Ze weergalmen zo luid dat sommigen op Calvarie geschrokken zijn. Deze schreeuw, die opwelt uit de troosteloosheid van Jezus’ ziel, schrikt ons ook af.
Nadat we erover nagedacht hebben, weten we dat we een Metgezel hebben gevonden voor ons eenzaamste verdriet.
Laten we God de lijdenden aanbevelen van de zware en vaak onopgemerkte last van een geestelijke strijd, psychische en emotionele problemen.