Vader, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen!
De vijanden van Christus hadden al een tijd samengezweerd. Minstens twee maanden eerder hadden ze besloten dat hij moest sterven.
Pontius Pilatus, de Romeinse rechter, liet water brengen om zijn handen te wassen van het schuldgevoel, en verklaarde dat hij geen reden tot veroordeling kon vinden. Elke jury in de wereld zou verklaren dat de moord op Christus met voorbedachte rade in de volle zin van het woord was uitgevoerd.
Maar het slachtoffer voordat hij bezweek, bad om vergeving voor zijn vijanden, want ze wisten niet wat ze deden. Hij bad voor iedereen, niet alleen voor de soldaten die de werktuigen waren van de terechtstelling…
Zo’n gebed, door een man verricht, die nog niet gewond is, staande voor een vuurpeloton, zou de diepste liefde tot God en de naasten tonen.
Zo’n gebed door een man die al gegeseld is, genageld aan en hangend in extreme pijn aan een kruis, toont een onmetelijke diepte van liefde en zelfverloochening.
Er is maar één conclusie te trekken. Christus de grote leraar wilde ons laten zien dat er geen enkel mogelijk geval is waarin we gerechtvaardigd zijn om niet te vergeven. Er is nooit een tijd dat we het recht hebben om te zeggen: “Ze wisten wat ze me aan deden. Ik kan het niet vergeven.”
Het oordeel moet aan God worden overgelaten. Onze plicht is om vergiffenis te schenken. Alleen wanneer het hart leeg wordt van menselijke bitterheid, kan het worden gevuld met Goddelijke genade.
– Zo willen we dus iedereen vergeven, vooral degenen die ons in het verleden misschien gekwetst hebben.